vrijdag 30 mei 2008

Verplaetse over vrije wil

Een paar weken geleden schreef de Gentse moraalfilosoof Jan Verplaetse een opiniebijdrage in De Morgen met als titel "De vrije wil bestaat niet"(De Morgen, 3 mei 2008). Volgens Verplaetse is nu, aan de hand van wetenschappelijke experimenten, definitief bewezen dat de vrije wil niet bestaat. Niet alleen is dat, aldus Verplaetse, een belangrijke wetenschappelijke ontdekking, maar gaat het hier om een ontdekking die "één van de centrale pijlers van onze cultuur" onderuit haalt. Immers, de idee van de vrije wil is de basis van onze moraliteit en ons strafrecht. Verplaetse's artikel is gelardeerd met vrij uitdagende uitspraken waarvan men zich kan afvragen hoe een filosoof die zonder enige gêne durft te doen. Zo heet het bijvoorbeeld dat "onbewuste processen" beslissingen nemen. Tja... Wittgenstein merkte al op dat mensen beslissen, voelen, denken, ... . Deze begrippen toepassen op processen of objecten die niets menselijks hebben (zoals machines of hersenprocessen), is zeer misleidend.

Maar los van de retoriek die Verplaetse hanteert, schort er wel meer aan de redenering die hij in het artikel opbouwt. Het wetenschappelijk experiment dat Verplaetse's gelijk moet ondersteunen, wordt door hemzelf als volgt beschreven:

"Het team [van neurowetenschappers] vroeg hen [de proefpersonen] om in een scanner hetzij een linker- hetzij een rechtertoets in te drukken. Om de halve seconde verscheen een letter op het scherm. De proefpersonen onthielden bij welke letter ze beslist hadden om links dan wel rechts te drukken. Statistische analyse wees uit dat de activiteit in bepaalde hersenregio's meerdere seconden voor de bewuste keuze toeneemt. Dit is niet zo opmerkelijk. Bewuste processen worden immers altijd onbewust voorbereid. Wel opmerkelijk is dat die hogere activiteit de keuze van de proefpersonen, linker- of rechterknop, accuraat voorspelde. De conclusie lijkt onafwendbaar dat die breingebieden ruime tijd voor de bewuste beslissing 'wisten' wat de proefpersonen zouden kiezen. Niet de persoon, maar het brein maakte de keuze."

Dit soort experimenten werd voor het eerst uitgevoerd door Benjamin Libet in de jaren tachtig, maar uit deze resultaten konden geen significante conclusies getrokken worden. De resultaten waren echter zeer suggestief en daardoor zijn dergelijke experimenten vele malen hernomen. Ik zal aannemen dat de resultaten die Verplaetse citeert inderdaad statistisch significant zijn en de conclusie ondersteunen. Uit het experiment kan dan worden besloten dat bij deze specifieke keuze er geen sprake is van bewuste sturing. Maar de conclusie van Verplaetse (namelijk dat geen enkele menselijke keuze bewust wordt gemaakt) volgt niet "onafwendbaar" uit het experiment, en ze wordt er ook niet door ondersteund, tenzij Verplaetse kan aantonen dat de keuze waarover in het experiment sprake is, kan dienen als paradigma voor elke menselijke keuze. Dit wordt echter niet geargumenteerd door Verplaetse en is, denk ik, onwaarschijnlijk. De proefpersonen in het experiment hebben de keuze tussen het indrukken van een linker- of rechterknop, maar voor de rest is er geen keuze te maken. De keuze van de proefpersonen heeft verder geen gevolgen en is moreel neutraal (dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de keuze om iemand te vermoorden, filosoof te worden of de belastingen te ontduiken). Dit alles maakt het zeer onwaarschijnlijk dat de keuze uit het experiment kan beschouwd worden als hét typevoorbeeld van menselijke keuzes. Dit betekent dat er voor Verplaetse's dramatische conclusies geen enkel wetenschappelijk bewijs is. Verplaetse's zogezegde harde wetenschappelijke analyse en conclusie blijkt zich niet te onderscheiden van andere filosofische (voor)oordelen in verband met het probleem van de vrije wil. Ik ben het echter volledig eens met Verplaetse als hij schrijft dat "Wie pretendeert om een eigentijds, rationeel mensbeeld te hebben, kan wetenschappelijke empirie niet vrolijk combineren met een naïeve kijk op de vrije wil." , en ook zijn opmerking dat "Geen intellectueel zal overtuigen als hij of zij zich beroept op een voorbijgestreefde opvatting over de vrije wil." kan ik onderschrijven. Alleen denk ik dat dergelijke waarschuwingen in de eerste plaats van toepassing zijn op Verplaetse zelf, en zo zal hij het zelf wel niet (bewust) bedoeld hebben.

donderdag 29 mei 2008

Mei '08 aan de UGent

Een paar dagen geleden moest ik toch even slikken bij het lezen van de krant. De UGent heeft namelijk beslist dat vanaf nu ook de studenten bij hun plechtige proclamatie een toga kunnen/moeten dragen. Uiteraard zijn het enkel afstuderende masters en licentiaten die dergelijk kleed van de wijsheid mogen dragen. Afstuderende bachelors mogen vooralsnog niet deelnemen aan het carnaval der hooggeleerden (althans toch niet in hetzelfde clownskostuum). Blijkbaar moet ook aan de universiteit een strikte hiërarchie worden geïnstalleerd onder de studenten.

Toevallig valt deze beslissing in de maand waarin de Mei'68 nostalgie haar hoogtepunt bereikt. Het verschil tussen deze aankondiging en de geest van Mei '68 kan echter niet groter zijn. De slogan "Arbeiders en studenten: één front" is blijkbaar vervangen door de slogan "Professoren en (sommige) studenten: één kleed".

Jacques Bouveresse

Gisterenavond heb ik nog eens gebladerd door "Rationalité et cynisme" van Jacques Bouveresse en het is me opnieuw opgevallen op welke subtiele manier hij diverse antirationalistische stromingen binnen de hedendaagse filosofie op de korrel neemt. Zijn verdediging en articulatie van een zeer geraffineerd Verlichtingsdenken is verademend. Als je nog nooit iets van Bouveresse gelezen hebt, dan moet je dat zeker doen. Ik leerde zijn oeuvre kennen via het polemische en zeer lezenswaardige werkje Prodiges et vertiges de l'analogie. De l'abus des belles-lettres dans la pensée waarvan een hoofdstuk on-line te lezen is.(klik hier)

Vorig jaar verscheen van hem ook een bundel opstellen over religie en filosofie (Peut-on ne pas croire? : Sur la vérité, la croyance & la foi ) waarvan een hoofdstuk verscheen in Le Monde Diplomatique en ook online te lezen is (klik hier)
Hier alvast een provocerend citaat:

"Une bonne partie de la production philosophique contemporaine est la justification plus ou moins inconsciente d’un renoncement et d’une démission."

Iemand die zo sceptisch staat ten opzichte van zijn vakgebied is werkelijk een witte raaf in het filosofische landschap.

woensdag 28 mei 2008

Een nieuw begin

Met dit bericht begin ik aan mijn tweede leven als blogger. In mijn vorige blogleven (zie oudere berichten) plaatste ik enkel berichten die (min of meer) relevant waren voor het masterseminarie "Filosofie en terreur". Nu deze "terreur" is afgeschud (toch wat het bloggen betreft; er zijn wel nog papers te schrijven), kan ik beginnen aan mijn tweede blogleven waarin ik berichtjes zal plaatsen die een veel ruimer (filosofisch) karakter hebben.

Hier alvast een koopjestip. Vandaag beginnen de "zomersolden" bij Oxford University Press. Er is ook een interessante keuze aan filosofieboeken die tegen gereduceerde prijs worden aangeboden. Ik heb mij laten verleiden door Blackburns "Lust" (zowel "Think" als "Truth" zijn absolute aanraders, ik hoop dus dat dit boek van dezelfde kwaliteit is), "How the Body Shapes the Mind" van Gallagher en "The Pilosophers" van Honderich. Dit alles aan zeer democratische prijzen. Wanneer ik deze boeken allemaal wil lezen? Goede vraag, zeker als je weet dat ik gisteren bij Amazon zowel Fefermans Tarski-biografie als Alan Sokals nieuwe essaybundel "Beyond the Hoax: Science, Philosophy and Culture" heb besteld. Enfin, we zien wel... .

zondag 25 mei 2008

Filosofie en maatschappij: afsluitend bericht

"In contrast to a long and cherished ambition, the philosophical maieutics gathered here do not aim at presenting a unified, absolute truth about terror(ism). In a time of terror(ism), the ideal of wisdom may be to give up pursuing final absolute truths in favor of understanding the palpable disagreements of belief that seemingly sanction violent solutions" (1)

"Intellectuals are in a position to expose the lies of governments, to analyze actions according to their causes and motives and often hidden intention. In the Western world at least, they have the power that comes from political liberty, from access to information and freedom of expression. For a priviledged minority [intellectuals], Western democracy provides the leisure, the facilities, and the training to seek the truth lying behind the veil of distortion, ideology, and class interest through which the events of current history are presented to us. [...] It is the responsability of intellectuals to speak the truth and to expose lies. This, at least, may seem enough of a truism to pass without comment. Not so, however. For the modern intellectual, it is not at all obvious." (2)

"Ich wäre gern auch weise.
In den alten Büchern steht, was weise ist:
Sich aus dem Streit der Welt halten und die kurze Zeit
Ohne Furcht verbringen
Aber ohne Gewalt auskommen
Böses mit Gutem vergelten
Seine Wünsche nicht erfüllen, sondern vergessen
Gilt für weise.
Alles das kann icht nicht:
Wirklich, ich lebe in finsteren Zeiten!"
Bertolt Brecht
(fragment uit "An die Nachgeborenen")



REFERENTIE:

(1) K. Crimmins en H. De Vriese, "Terrorism as a Philosophical Problem: Introduction to the `Reason of Terror'", in: K. Crimmins en H. De Vriese (eds.), The Reason of Terror. Philosophical Responses to Terrorism., Leuven: Peeters, 2006, p. xi

(2)N. Chomsky, "The Responsability of Intellectuals", in: J. Peck (ed.), The Chomsky Reader, New York: Pantheon Books, p. 60

COMMENTAAR:


 Ik heb deze twee fragmenten uitgekozen ter afsluiting van deze blog omdat ze beide een uitspraak doen over de taak van de intellectueel in het maatschappelijke debat. Deze vraag vormt, mijns inziens, de achtergrond waartegen de cursus "Filosofie en Samenleving" is ingericht. Ik wil dan ook de twee visies die in bovenstaande citaten naar voren komen met elkaar vergelijken.

Voor Chomsky is het de taak van de intellectueel om zich te mengen in het maatschappelijke debat om de onwaarheden en onjuistheden, die worden geproduceerd door de gevestigde macht, bloot te leggen. Merk op dat het hier niet enkel gaat over filosofen, maar over intellectuelen in het algemeen. Chomsky bedoelt niet dat intellectuelen moeten deelnemen aan het debat vanuit hun specifieke discipline of onderzoeksgebied, maar wel als persoon die door zijn gepriviligieerde positie over een aantal mogelijkheden en competenties bezit om deze "subversieve" taak uit te voeren. Eenmaal de intellectueel hierin binnentreedt, verlaat hij het terrein van zijn vakgebied en kan hij niet langer vanuit dat vakgebied een grotere legitimiteit opeisen (hierin verschilt een maatschappelijk debat juist van een zuiver technische debat). Dit betekent bijvoorbeeld dat een discussie over het ethische statuut van een embryo een totaal ander debat is dan het wetenschappelijke debat over de vraag op welke leeftijd een embryo levensvatbaar is. De bioloog die meeodet aan het maatschappelijke debat kan vanuit zijn statuut als expert geen grotere legitimiteit of uitzonderlijke statuut claimen. Uiteraard kunnen de resultaten van het wetenschappelijke debat een invloed hebben op het maatschappelijke debat, maar dit betekent niet dat beide debatten zomaar inwisselbaar zijn. Het is evenmin zo dat de resultaten van het wetenschappelijke debat automatisch van belang zijn voor het maatschappelijke debat. Wat voor de bioloog geldt, geldt mijns inziens ook voor de filosoof: het maatschappelijke debat over terrorisme is verschillend van het zuiver filosofische debat over bijvoorbeeld het verband tussen terrorisme en rationaliteit. Of het zuiver filosofische debat relevantie heeft voor het maatschappelijke debat moet niet alleen beweerd, maar ook aangetoond worden. In ieder geval zijn beide debatten verschillend en dit betekent ook dat de rol van de filosoof in beide debatten verschilt: in het filosofische debat is zij uiteraard de specialist, in het maatschappelijke debat speelt zij dezelfde rol als elke andere deelnemer.

De rol van de filosoof, die de auteurs van het eerste citaat voor ogen hebben, is duidelijk verschillend. Of het in dit citaat gaat over de rol van de filosoof in het zuiver filosofische dan wel het maatschappelijke debat, is niet echt duidelijk. Maar, gezien de auteurs expliciet verwijzen naar "wisdom" (in tegenstelling tot kennis) denk ik dat ze hier verwijzen naar de rol van de filosoof binnen het brede maatschappelijke debat (in tegenstelling tot het nauwere, technischere filosofische debat).

Als deze interpretatie waar is, dan is de rol van de filosoof als deelnemer aan het maatschappelijke debat, radicaal verschillend van wat Chomsky voor ogen heeft. De taak van de filosoof is dan immers niet zozeer het innemen van een positie in het debat, maar wel het voeren van een metadebat waarin men peilt naar de oorsprong van de verschillen in het maatschappelijke debat. De filosoof neemt dan geen positie in in het debat, maar brengt een neutrale wijsheid aan. Als dit de taak is van de filosoof, kan ik enkel met Brecht besluiten dat ik niet tot zulke wijsheid in staat ben.

zaterdag 24 mei 2008

Filosofie en terreur

"Taking a philosophical approach to the issues of terror(ism) means to move beyond mere description or analysis because philosophical reflection seeks to encouraged reader to think. In its Socratic guise, philosophy functions as an incitement to reconsider, deepen or nuance one's beliefs about a specific subject by challenging received opinion and disrupting brittle, overly simplified 'truths'." (1)

"I do not think it is desirable to use words in fancy senses. For instance, Hegel and his followers think that 'true' freedom consists in the right to obey the police, who are generally called 'the moral law'. The police, of course, must obey their official superiors, but the definition gives us no guidance as to what the Government itself is to do. Accordingly, in practice, the adherents of this view argue that the State is essentially and by definition impeccable." (2)





REFERENTIE:


K. Crimmins en H. De Vriese, "Terrorism as a Philosophical Problem: Introduction to the `Reason of Terror'", in eds.: K. Crimmins en H. De Vriese, The Reason of Terror. Philosophical Responses to Terrorism., Leuven: Peeters, 2006, p. x

B. Russell, "Freedom in Society", in: Sceptical Essays, London: Routledge, 1999, p. 129

COMMENTAAR:





In dit citaat wordt gewezen op de vermeende unieke positie van de filosofie in het begrijpen en analyseren van terrorisme. In eerdere berichten heb ik reeds aangegeven dat ik het bestaan van een speciale relatie tussen filosofie (rede) en terreur niet overtuigend vind.

Het is niet omdat sommige terroristen de grote filosofen lezen (en daar een rechtvaardiging van hun acties in vinden) dat er een intieme verwevenheid bestaat tussen filosofie en terreur. (Naar alle waarschijnlijkheid is het aantal politieke actievoerders dat geweld afzweert en zich daarvoor beroept op de filosofie veel groter. Gebruik makend van dezelfde logica zouden we dan kunnen besluiten dat er een intrinsieke relatie bestaat tussen filosofie en geweldloosheid). Wat dit feit wel aantoont, is dat een aantal terroristen uit een milieu komt waar het belang van filosofie wordt erkend. Natuurlijk is dergelijk conclusie gebaseerd op "mere description and analysis" en dus geen echte "filosofische" conclusie.

Het is niet omdat er in de filosofische traditie steeds aandacht is geweest voor angst en hoe ermee om te gaan, dat de filosofie, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de psychologie, een unieke relatie zou hebben met terrorisme. (Hierbij dient trouwens opgemerkt te worden dat de filosofische traditie tot aan de Renaissance bestond uit alles wat onder de noemer systematisch onderzoek kan worden geplaatst. Anders gezegd, wat Plato, Augustinus of Thomas van Aquino verstonden onder filosofie was heel wat ruimer dan wat wij vandaag onder filosofie verstaan. Dit betekent dan ook dat het inroepen van de filosofische traditie niet volstaat om de innige band tussen de (huidige) filosofie en terror(isme) aan te tonen.)

Ik geloof dus niet dat er problemen zijn waarvan men op voorhand kan zeggen dat zij typisch filosofisch zijn. Ik denk dus zeker niet dat a priori gesteld kan worden dat een filosofische behandeling (wat dat ook moge betekenen) van een probleem diepere - als dieper ook betekent meer waarheidsgetrouw of correct betekent - inzichten zal verlenen dan de inzichten die kunnen worden verkregen door het toepassen van "mere description or analysis". Ik geloof ook niet dat een filosofische benadering, in de mate ze verschilt van "mere description and analysis", zoveel kritischer is ten opzichte van "received opinion". In tegendeel, in zoverre de filosofie afstand neemt van grondige analyse en beschrijving zal zij "received opinion" veeleer volgen en versterken (cf. bovenstaand citaat van Russell). Daarmee wil ik niet zeggen dat het beoefenen van filosofie niet kan leiden tot een kritiek op de heersende opvattingen. Ze kan dat, net zoals de sociologie, de politicologie en andere wetenschappelijke studiegebieden dat kunnen. Ik ontken met andere woorden het speciale statuut dat de filosofie zou hebben in de kritische studie van bepaalde fenomenen. Om Wittgenstein te parafraseren: of de filosofie inzichten levert die dieper zijn dan de inzichten die andere disciplines leveren bij de studie van een bepaald probleem, dat moet zij tonen en niet zeggen.
"Diegenen die tussen 1434 en 1494 in Florence aan de macht waren, plachten in dit vreband op te merken dat zij hun macht elke vijf jaar opnieuw dienden te funderen, omdat het anders moeilijk zou worden die die te behouden; en onder het funderen van hun macht verstonden ze het zaaien van dzelde angst en paniek als ze gedaan hadden bij hun machtsgreep, toen ze afgerekend hadden met degenen die vanuit hun optiek fout waren geweest."

REFERENTIE:

N. Machiavelli, Discorsi, inl. en vert.: P. van Heck, Wommelgem: Veen Bosch & Keuning uitgevers n.v., 2007, p. 386

COMMENTAAR:


Het feit dat in de Florentijnse aristocratische stadstaat de macht om de vijf jaar aan herbronning toe was en het feit dat de formele (maar niet noodzakelijk de effectieve) tijdsduur van een democratische legislatuur in de meeste democratieën ook vier à vijf jaar bedraagt, zal wel toeval zijn. Maar, ook in de democratie kan een verkiezing gezien worden als een herbronning van de politieke macht. In beide gevallen speelt de angst een belangrijke rol in het politieke herbronningsproces. In het geval van de Florentijnse stadsstaat zijn het de machthebbers zelf die angst en terreur zaaien om het nodige ontzag voor hun macht af te dwingen. Geweld wordt hier door de machthebbers zelf ingezet in het politiek proces. Geweld is met andere woorden één van de middelen in het arsenaal van politieke middelen die een machthebber kan inzetten om zijn macht te bestendigen.

In de Westerse democratieën wordt de angst ook gebruikt als middel om politieke macht te verwerven, maar op een subtielere manier. Sociologen zoals Furedi en Durodié hebben er op gewezen dat de huidige generatie van politici niet zozeer een optimistisch, toekomstgericht politiek project naar voorschuift, maar integendeel een securitair project verdedigt. Dergelijk project belooft de kiezer een maatschappij die niet blootgesteld wordt aan allerlei vermeende gevaren (gaande van kinderlokkers, over afschrikwekkende epidemies tot meedogenloze terroristen). Diegene die blijk geeft van de meest productieve fantasie, bedenkt de meeste gevaren waartegen hij de kiezer kan beschermen en kan zich bijgevolg voor doen als de beste beschermer. Hier wordt angst niet rechtstreeks door de (would-be) machthebber gezaaid, zoals dit wel het geval was bij de Florentijnen, maar wordt bescherming geboden tegen geweld dat van buitenaf komt.
"Ik denk dat dat een kwestie is van wreed zijn op een goede of slechte manier. Wreedheid kan betitteld worden als goed -zo het woord 'goed' bij kwade dingen op zijn plaats is - als zij beperkt blijft tot één enkel moment, en begaan wordt uit noodzaak de eigen positie veilig te stellen; en als men het daar verder bij laat, en zorgt dat de onderdanen daar zoveel mogelijk baat bij hebben. Wreedheid is slecht als zij aanvankelijk een incidenteel karakter draagt, maar met de tijd eerder toeneemt dan verdwijnt."

REFERENTIE:

N.Machiavelli, Il Principe en andere politieke geschriften, vert. en inl.: P. Van Heck, Wommelgem: Veen Bosch & Keuning uitgevers n.v., 2007 (eerste druk 2006), p. 131

COMMENTAAR:


Voor Machiavelli is wreedheid (en terreur) toegestaan in een politieke context. Het gebruik ervan moet wel gereguleerd zijn door een politieke logica. Het oeuvre van Machiavelli kan in de eerste plaats gelezen worden als de explicitatie van dergelijke politieke logica. In bovenstaand fragment schetst Machiavelli de contouren waarbinnen politiek geweld mag opereren. Eenmaal de regels, die aan het gebruik van het geweld worden opgelegd, worden overtreden, is het gebruik van geweld niet meer legitiem.

Het gevaar is echter dat Machiavelli's logica wordt overtreden en dat de eenmalige terreur ontspoort en uitmondt in een blinde terreur. Dit is wat, volgens Hegel, gebeurt in de Franse Revolutie: het gebruik van terreur wordt niet meer gestuurd door de logica van de politieke vrijheid, maar wordt voortgestuwd door een ideologische en abstracte reconstructie van het concept 'vrijheid'. Het is de vrees voor dergelijke ontsporing van terreur voor politieke doeleinden die Camus ertoe drijft om elke vorm van gewelddadige vrijheidsstrijd af te wijzen.

Sartre's positie lijkt dus veel meer affiniteit te vertonen met Machiavelli. Er is echter een belangrijk verschil. Bij Machiavelli is de discussie volledig ingebed in de vraag naar het hoe en het waarom van dictatoriale politieke macht. Dit betekent dat bij Machiavelli de discussie volledig ontdaan wordt van ethische consideraties (hetgeen duidelijk aan bod komt in bovenstaand citaat). Het gebruik van politiek geweld wordt door Machiavelli enkel geëvalueerd aan de hand van machtspolitieke criteria. Bij Sartre krijgt het inzetten van verzet en geweld tegen onderdrukking bijna het karakter van een ethische imperatief. Dit betekent dat het geweld gerechtvaardigd wordt door een ethisch einddoel.


Globalisering en terreur

"The danger of the corpse factories and holes of oblivion is that today, with populations and homelessness everywhere on the increase, masses of people are continously rendered superfluous if we continue to think of our world in utilitarian terms."

REFERENTIE:

H. Arendt, The origins of Totalitarianism, San Diego: Harvest/HBJ (1973), p.459

COMMENTAAR:


Volgens Arendt is één van de typische kenmerken van totalitarisme de ondergeschiktheid van de mens aan de bewegingslogica van de Wet van de Natuur (of de Geschiedenis). Een gevolg van deze logica is dat delen van de bevolking overbodig worden (enkel die delen van de bevolking die een rol krijgen toebedeeld in de ontvouwing van het plan van de Natuur of de Geschiedenis, hebben een recht op bestaan - de rest van de bevolking is enkel een hindernis voor deze voortschrijdende realisatie van de Wet), en dus geëlimineerd moeten worden. Deze grootscheepse eliminatie wordt begeleid door de totale terreur.

In bovenstaand citaat geeft Arendt aan dat de idee dat delen van de bevolking overbodig zijn, niet eigen is aan het totalitarisme, maar optreedt in elk zuiver utilitair wereldbeeld. In het bijzonder betekent dit dat in een kapitalistische economie, waarin `alles Ständische und Stehende verdampft, alles Heilige wird entweiht', een klasse van overbodigen ontstaat. Oorspronkelijk was dit het Europese stedelijke `lumpenproletariat', maar in de hudige fase van de neoliberale globalisering wordt ook de volledige bevolking van een volledige geografische regio overbodig verklaard (grote delen van Afrika, de Palestijnse gebieden,...).

Deze bevolkingsgroepen worden, net zoals in de totalitaire logica, onderworpen aan een vorm van totale terreur. Ze verhinderen namelijk de ontwikkeling en ontplooiing van de Economische Wet. In het gebied van de Afrikaanse Grote Meren wordt de bevolking blootgesteld aan een continue orgie van geweld, die gans de bevolking treft, omwille van een rijke grondstoffenlaag die zich toevallig onder hun voeten bevindt. In de Palestijnse gebieden staat een ganse bevolking voortdurend bloot aan de terreur van een lokale imperialistische macht, wiens taak erin bestaat de militaire uitvalsbasis te verschaffen om de olierijke gebieden onder controle te houden.

Maar, in tegenstelling tot Arendts totalitaire terreur, genereert deze totale terreur een tegenreactie. De overbodigen en verworpenen verzetten zich tegen dergelijke vorm. Dit betekent dat deze economische terreur minder totaal is dan de totalitaire terreur.

De huidige fase in de kapitalistische globalisering zou dus een verklaring kunnen geven voor bepaalde vormen van strijd met een terroristisch karakter. Merk op dat het hier gaat om een economische verklaring die zeer specifiek is. Hier wordt niet de globalisering an sich als oorzaak geduid, maar een bepaalde fase in die globalisering. Ze is ook specifiek in de betekenis dat ze slechts voor bepaalde vormen van gewelddadig politiek optreden een oorzaak aanduidt. Ik beweer dus niet dat "het terrorisme" te verklaren is aan de hand van "de globalisering". Dergelijke verklaring lijkt mij moeilijk te geven: ze ontkent immers het specifieke en contingente karakter van de verschillende uitingen van zowel "terrorisme" als "globalisering". Algemener: het is niet omdat:
1) wij bepaalde fenomenen groeperen onder de term "terrorisme" en bepaalde andere fenomenen onder de term "globalisering"
2) een verband bestaat tussen enkele "terroristische" fenomenen en enkele "globalisatiefenomenen"
er dan ook een verband zou moeten bestaan tussen "terrorisme" en "globalisatie"
(Dergelijke opmerking geldt natuurlijk ook voor "vrijheid" en "terrorisme" of "rationaliteit" en "terrorisme".)

woensdag 21 mei 2008

Arendt over terreur

"In isolation, man remains in contact with the world as the human artifice; only when the most elementary form of huamn creativity, which is the capacity to add something of one's own to the common world, is destroyed, isolation becomes altogether unbearable. This can happen in a word whose chief values are dictated by labor, that is where all human activities have been transformed into laboring. "

REFERENTIE:

H. Arendt, The origins of Totalitarianism, San Diego: Harvest/HBJ (1973), p.475

COMMENTAAR:


 Volgens Arendt maken maatschappelijke atomisatie en isolatie het ontstaan van totalitarisme mogelijk. Deze isolatie treedt op in een maatschappij waar arbeid (in Arendts betekenis) de allesoverheersende waarde is geworden.

Wat betekent dat voor onze maatschappij waar "jobs, jobs en nog eens jobs" een geliefkoosde slogan is? (zogezegd jobs in een "creatieve sector", maar ze lijken vaker op "arbeid" in Arends betekenis)

Totale terreur

"Terror is the realization of the law of movement; its chief aim is to make it possible for the force of nature or of history to race freely through mankind, unhindred by spontaneous human action."

REFERENTIE:

H. Arendt, The origins of Totalitarianism, San Diego: Harvest/HBJ (1973), p.465

COMMENTAAR:



De eigenschap die de totalitaire staat uniek maakt, aldus Arendt, is de volgende: de totalitaire staat is die staat waarin de wet geen verband houdt met, of gedicteerd wordt door moraliteit (of andere menselijke instituten), maar direct en onbemiddeld is afgeleid uit de Natuurwet, waarbij deze laatste gekenmerkt wordt door zijn dynamisch karakter. Deze natuurwet mag door niets gehinderd worden, vandaar dat de totalitaire terreur als doel heeft ieder menselijk subject te herleiden tot een willoos object. Het is een totale terreur omdat iedere mens erdoor getroffen wordt (zowel voor- als tegenstanders van het regime moeten herleid worden tot object); maar ook omdat de mens en de samenleving volledig worden onderworpen aan de natuurwet. Anders gezegd, enkel de objectieve natuurwet dient om de samenleving te organiseren; menselijke instituten zoals moraal zijn volledig onderworpen aan de natuurwet.

Of dergelijke beschrijving van toepassing is, op de huidige, zichtbare (gemediatiseerde) vormen van terreur is twijfelachtig. Dergelijk terrorisme lijkt geen totalitaire oorsprong te hebben.

Maar Arendts analyse is misschien wel van toepassing op een ander systeem: het kapitalisme. Marktfundamentalisten beschrijven het kapitalisme ook als een natuurfenomeen dat door niets mag worden gehinderd (geen grenzen, geen ethische of morele regels, geen overheidsinmenging, ontmanteling sociale zekerheid,... ). Waar is de terreur die bij dit totalitarisme hoort?

Een antwoord op deze vraag kan gevonden worden in de landen die aan dergelijke extreme vorm van kapitalisme zijn blootgesteld. Bijvoorbeeld de landen in Zuid-Amerika. Daar is in de jaren 70 dergelijk kapitalisme uitgeprobeerd onder de terreurregimes van militaire junta's