vrijdag 25 april 2008

Die Maßnahme

"Mit wem sässe der Rechtliche nich zusammen
Dem Rechte zu helfen?
[...]
Wärst du dir zu gut?
Verzinke in Shmutz
Umarme den Schlächter, aber
Ändre die Welt, sie braucht es!
Wer bist Du?

REFERENTIE:


Bertolt Brecht, Die Maßnahme. Kritischer Ausgabe. , ed. en inl.: R. Steinweg, Frankfurt am Main: Suhrkamp Verlag, 1972, p.25

COMMENTAAR:

Dit fragment van Brechts toneelstuk "De Maatregel" kan in de discussie tussen Camus en Sartre worden ingezet ten gunste van Sartre's positie. Camus verdedigt een vorm van geweldloos verzet om tot een politieke oplossing te komen. Sartre verwijt Camus een soort blindheid voor het feit dat geweldloos verzet en politieke compromissen niet mogelijk zijn. Deze onmogelijkheid is volgens Sartre bovendien veroorzaakt door de tegenstander, die al eeuwenlang zijn geweld oplegt aan een onschuldige bevolking. Sartre verwijt Camus een hypocriete houding omdat hij pas begint aan te dringen op een onderhandelde oplossing op het moment dat de slachtoffers van zich afbijten. Dit maakt, aldus Sartre, Camus tot objectieve bondgenoot van de onderdrukker. Sartre's achterliggende idee is dat als de bevrijdingsstrijd bepaalde 'moreel verwerpelijke' acties noodzaakt, deze 'moreel verwerpelijke' acties moreel worden. Zij dienen immers een nobel doel. Een dergelijk idee vinden we in bovenstaand Brecht-fragment ook terug. De idee die we er in terugvinden, is dat in de strijd voor een rechtvaardige wereld veel toegelaten is. Anders gezegd, de moraliteit van de actie wordt gewaarborgd door het feit dat ze wordt ingezet in een rechtvaardige strijd. De laatste zin van het fragment kan dan gelezen worden als een verwijt aan diegenen die dit ontkennen. De vraag "Wie zijt gij?" heeft dan twee mogelijke antwoorden: ofwel wil je strijden voor een rechtvaardige wereld (en dus ben je tot veel bereid); ofwel heb je morele bezwaren tegen (bepaalde acties binnen) deze strijd, maar dan ben je eigenlijk een objectieve medestander van de onderdrukker (wiens geweld nog veel erger is).

vrijdag 18 april 2008

Verlichting, terreur en fundamentalisme (2)

Dit is het tweede bericht waarin ik probeer (vooal voor mezelf) een duidelijker beeld te krijgen over de betekenis van uitspraken die een expliciete verbinding leggen tussen Verlichting en rationaliteit enerzijds en terreur anderzijds.


Dat de Verlichting de rede een prominente rol heeft toebedeeld, hoeft geen betoog. Dat dit met zich meebrengt dat bepaalde handelingen zich meer dan ooit tevoren moeten rechtvaardigen, niet op basis van traditie, maar op basis van de redelijkheid is hiervan een gevolg. Daarmee is echter niet gezegd dat de redelijkheid de enige toetssteen zou zijn om een handeling of praktijk te rechtvaardigen. Een eminent Verlichtingsdenker als Hume wist al dat de rede de slaaf was van de passies (en dat dat maar goed was ook). Als Hume's opmerking correct is, dan is de idee dat redelijkheid op een of andere manier terreur genereert niet correct. Hume's opmerking impliceert echter ook dat de redelijkheid op zich evenmin voldoende is om terreur te voorkomen.

De tweede vraag is of het onderwerpen van de terreur aan een (politieke) logica typisch modern is. Bij Thucydides vinden we alvast een voorbeeld dat aantoont dat ook in de oudheid de terreur kon onderworpen zijn aan een instrumentele logica. In zijn verslag van de Peloponnesische Oorlogen beschrijft hij de strafexpeditie van Athene tegen het eiland Lesbos. Lesbos, behoorde samen met verschillende andere eilanden tot het militair bondgenootschap dat door Athene werd geleid in de oorlog tegen Sparta. Op een bepaald moment besluit het eiland Lesbos uit de bond te treden en zich onafhankelijk op te stellen. Daarop organiseert Athene een strafexpeditie tegen Lesbos ondermeer wegens het strategische belang van het eiland, maar ook omwille van een puur politieke reden. Athene hoopte dat het opzetten van een wreedaardige strafexpeditie de andere leden van de bond zoveel angst zou inboezemen dat zij er wel twee keer zouden over nadenken vooraleer zich onafhankelijk op te stellen. Anders gezegd, Athene zaait terreur onder de leden van de bond om een politiek doel te bereiken. Dit voorbeeld toont aan dat ook in de Oudheid terreur werd gebruikt met een politiek/militair doel en bijgevolg onderhevig was aan een politieke logica.

donderdag 10 april 2008

"[...], l'action terroriste et la répression sont, en Algérie, deux forces purement négatives, [...] "

REFERENTIE:

A. Camus. "Terrorisme et répression", in: Levi-Valensi, Jacqueline e.a. (éds), Réflexions sur le terrorisme, Alber Camus, textes choisis et introd. par Jacqueline Levi-Valensi; comment. par Antoine Garapon et Denis Salas, s.l.: Nicolas Philippe, 2002, p. 139

COMMENTAAR:

In dit citaat komt waarschijnlijk het beste tot uiting hoever de posities van Sartre en Camus uit elkaar liggen. Camus bekijkt het conflict in Algerije vanuit het perspectief van iemand die hoopt dat Frankrijk en Algerije nog in één natie verenigd blijven. Dit betekent ondermeer dat voor Camus het kolonialisme op zich aanvaardbaar is, maar dat de manier waarop de kolonisatie gebeurt wel of niet onrechtvaardig kan zijn. Daarom ziet hij de Frans-Algerijnse unie dan ook als een rechtvaardige staatsinrichting (of als een staatsinrichting die rechtvaardig kan zijn, mits er van beide kanten genoeg goede wil aanwezig is), en zijn al diegenen die tegen dergelijke unie ageren extremisten. Dergelijke acties zijn zuiver negatief.

Voor Sartre is de kolonisatie per definitie onrechtvaardig (want er wordt juist gekoloniseerd om te kunnen uitbuiten)en is bijgevolg elke vorm van verzet ertegen gerechtvaardigd.
"En Algérie comme ailleurs, le terrorisme s'explique par l'absence d'espoir"

REFERENTIE:

A. Camus. "Terrorisme et répression", in: Levi-Valensi, Jacqueline e.a. (éds), Réflexions sur le terrorisme, Alber Camus, textes choisis et introd. par Jacqueline Levi-Valensi; comment. par Antoine Garapon et Denis Salas, s.l.: Nicolas Philippe, 2002, p. 136

COMMENTAAR:


Camus ziet de oorzaak van het terrorisme in het ontbreken van elke hoop. Dit doet denken aan het citaat uit "Paradise Now" dat ik in een eerder berichtje besprak. Het ontbreken van hoop is bij Camus wel ruimer dan bij een van de twee protagonisten uit "Paradise Now", die het had over een "saai leven". Iemand die zich beklaagt over het feit dat zijn leven saai is, zit uiteraard ook in een uitzichtloze situatie (Anders zou hij of zij iets kunnen ondernemen om de saaiheid van het leven weg te nemen. Juist het feit dat dit niet lukt of onmogelijk is, m.a.w. juist die uitzichloosheid maakt het leven saai. Dit in tegenstelling tot gewoon een saaie dag, of een saaie les - deze alledaagse saaiheid is waarschijnlijk nog nooit de oorzaak geweest van een terroristische daad). Maar bij Camus behelst de uitzichloosheid, d.w.z. het ontbreken van hoop, meer dan het ontbreken van een kans om het eigen leven zinvol in te vullen. Het betekent ook geen uitzicht hebben op politieke en maatschappelijke medezeggenschap, het ontbreken van een uitzicht op politieke vrijheid en gelijkberechtiging. De categorie van de "uitzichtloosheid" bij Camus is m.a.w. ruim genoeg om de verschillende motivaties van de twee protagonisten uit "Paradise Now" te herbergen.

dinsdag 1 april 2008

Foltering en terreur

"The terrorist attack on the Twin Towers and the Pentagon was a different kind of shock from the ones imagined in the pages of the Kulbark manual [C.I.A. torture manual], but its effects were remarkably similar: profound disorientation, extreme fear and anxiety, and collective regression. Like the Kubark interagator posing as a "father figure", the Bush administration promptly used that fear to play the role of the all-protective parent, ready to defend "the homeland" and its vulnerable people by all means."

REFERENTIE:

Naomi Klein, The Shock doctrine. The rise of disaster capitalism, London: Penguin (2007), p.42

COMMENTAAR:


In dit citaat vergelijkt Klein de effecten van een terroristische aanslag met de effecten van foltering. Een van de effecten is regressie waardoor bij het slachtoffer een psychische toestand onstaat die bepaalde individuen toelaat zich als beschermende vaderfiguur te profileren. Zonder dit expliciet te zeggen, impliceert Klein hiermee dat de terreuraanslagen van 11 september een godsgeschenk zijn voor de meest reactionaire politieke krachten in het Westen. Immers een volwassen individu wier mentale toestand herleid is tot die van een kind, kan makkelijk bang gemaakt worden en zoekt in deze toestand van extreme angst bescherming tegen elke prijs. Welnu, de politieke prijs die moet worden betaald is zeer hoog (terugschroeven van elementaire burgerlijke vrijheden zoals het recht op een juryproces, detentie zonder proces, e.d.).
Impliciet zit in deze vergelijking ook verweven dat diegenen die zich voordoen als beschermer, juist de oorzaak zijn van het leed van het slachtoffer. In het geval van de gefolterde is dat zeer duidelijk: hij zoekt bescherming bij de folteraar die hem het leed berokkent. In het geval van terrorisme is dat minder duidelijk. De slachtoffers van 11/9 zochten immers geen bescherming bij Al-Qaeda, maar wel bij Bush. Volgens Klein (maar ook Chomsky, Tariq Ali en anderen) is het echter bij uitstek de politiek van Bush en zijn voorgangers (maar ook de leiders van andere Westerse landen en hun medestanders in verschillende niet-Westerse landen) die voor een groot deel verantwoordelijk is voor de terroristische aanslagen van 11/9.