dinsdag 30 september 2008

Denkende hersenen

Het masterseminarie 'Neurowetenschappen en filosofie' aan de UA is gisteren van start gegaan. In eerste instantie zal, onder leiding van Joachim Leilich, Hackers en Bennets neo-Wittgensteiniaanse kritiek op de neurowetenschappen worden besproken. (Deze kritiek is o.a. geformuleerd in Philosophical Foundations of Neuroscience, in verkorte versie met reacties van Dennett en Searle in de bundel opstellen Neuroscience and philosophy. Brain, mind and language; en ook in het artikel 'The conceptual framework for the investigation of the emotions' . In de komende weken zal ik dan ook regelmatig rond deze thematiek berichten posten.

Een van de centrale punten van kritiek van Hacker en Bennett betreft het taalmisbruik van neurowetenschappers. Met dergelijk taalmisbruik worden we regelmatig overspoeld: hersenen die denken, neuronen die beslissen, hersenhelften die met elkaar in concurrentie treden. Wanneer dergelijke uitspraken worden gebruikt lijkt het alsof typische menselijk intentioneel gedrag wordt verklaard door hetzelfde gedrag toe te kennen aan 'onderdelen' van de mens. Anders gezegd psychologische predicaten (die in eerste instantie alleen maar toepasbaar zijn op mensen) worden door neurowetenschappers toegepast op objecten die geen subject kunnen zijn van dergelijke psychologische predikaten. Voor dergelijke foute attributie bedacht Gilbert Ryle de term "category mistake"

Een typisch, niet psychologisch, voorbeeld van een dergelijk misbruik van predicaten, is de volgende zin: "Priemgetallen zijn groen". Hier gaat het om een flagrant voorbeeld van een misattributie van een predicaat aan een subject: abstracte entiteiten zoals priemgetallen kunnen nooit onderwerp zijn van het predicaat "groen". Zinnen waarin dergelijke misattributie gebeurt, zijn noch waar noch onwaar. Ze zijn zinloos: noch de zin, noch zijn ontkenning kunnen als waar worden beschouwd.

De vraag is nu natuurlijk of het bij het toeschrijven van psychologische predicaten aan (onderdelen van) de hersenen evenzeer om dergelijke, zinloze, misattributies gaat. B&H's stelling is dat deze vraag positief moet worden beantwoord. De vraag is natuurlijk welke argumenten B&H voor deze stelling aanbrengen. Daarover later (hopelijk) meer. Wat voor B&H in ieder geval duidelijk is, is dat het abusievelijk toeschrijven van psychologische predicaten aan hersenonderdelen voortkomt uit de "mereologocal fallacy".

We laten ons strikken door de "mereologocal fallacy" indien we, zonder enige verder argumentatie, de eigenschappen van een geheel toeschrijven aan de eigenschappen van de onderdelen. De voorbeelden van dergelijke mereologische drogredeneringen zijn makkelijk te construeren. Hier volgen enkele eenvoudige voorbeelden: een gekleurd voorwerp is opgebouwd uit moleculen, maar het is uiteraard zinloos om te spreken over de kleur van die moleculen; een egalitaire samenleving is opgebouwd uit individuen, maar het is zonloos om over egalitaire individuen te spreken (uiteraard kunnen we spreken over individuen die een egalitaire ideologie aanhangen, maar dat maakt de individuen niet egalitair in dezelfde zin als de maatschappij egalitair is); een container met gas op een bepaalde temperatuur is opgebouwd uit moleculen, maar het is zinloos om te zeggen dat elk van de moleculen een zekere temperatuur hebben.

Dergelijke mereologische drogredenering leidt er nu precies toe, aldus B&H, dat neurowetenschappers psychologische predicaten, die toepasbaar zijn op een persoon in zijn geheel, ook toepassen op de hersenen. Ter verdediging zouden neurowetenschappers natuurlijk kunnen wijzen op het feit dat uit onderzoek blijkt dat bepaalde psychologische toestanden worden veroorzaakt door bepaalde hersenactiviteit en dat het bijgevolg zinvol is om aan de hersenen dezelfde psychologische predicaten toe te kennen. Anders gezegd ze zouden kunnen ontkennen dat hun gebruik van psychologische predicaten voor de beschrijving van hersenen gesteund is op een mereologische drogredenering, maar integendeel volgt uit wetenschappelijk onderzoek. Is deze repliek overtuigend?

Er lijkt al vast iets fout te zijn met de idee die er aan ten grondslag ligt. Er wordt namelijk gebruik gemaakt van het principe dat als fenomeen X (bepaalde hersenactiviteit) de oorzaak is van fenomeen Y (psychische toestand), dat dan elke predicaat dat op Y (in casu een psychologisch predicaat) van toepassing is ook op X van toepassing moet zijn. Maar dit principe is fout, het gaat er immers van uit dat er tussen oorzaak en gevolg een zekere overeenkomst is.
Je kan het principe natuurlijk gebruiken om psychologische predicaten te herdefinieren zodanig dat ze toepasbaar worden op de hersenen. Maar, dan is het principe niet langer een principe dat als verklaring voor iets kan dienen, maar gewoon een regel die ons toestaat nieuwe definities te genereren.

Bennett en Hacker lijken dus op het eerste zicht wel een punt te hebben. Later hierover meer.

woensdag 24 september 2008

What is it like to win the Schock prize?

De Zweedse academie voor Wetenschappen (de academie die binnenkort ook de laureaten van de Nobelprijs zal bekend maken), maakte dit weekeinde de laureaten van de Rolf Schock prijs bekend. De laureaat voor de prijs in de sectie Logica en Filosofie is Thomas Nagel (wat naast de filosofen waarschijnlijk ook vleermuiskundigen van over de gehele wereld zal verheugen). De andere laureaten zijn Endre Szemeredi (Wiskunde), Mona Hatoum (Beeldende Kunst) en Gidon Kremer (Muziek).

Volgens Thomas Nagel kunnen wij, d.w.z. de niet-laureaten, niet weten hoe het voelt om zo een Schock-prijs te ontvangen. De vraag is nu of Nagel kan weten hoe het aanvoelt om de Schock-prijs voor Muziek te winnen? Kan Kremer weten hoe het voelt om de prijs voor Beeldende kunst te winnen? Z

dinsdag 16 september 2008

Wolf-prijs voor de Palestijnen

De Wolf-prijs is een internationaal gerenomeerde onderscheiding die elk jaar wordt uitgereikt in verschillende disciplines. De prijs wordt uitgereikt door de Israëlische Wolf Foundation. Een van de laureaten in de sectie Wiskunde van dit jaar, de algebraïsch meetkundige Mumford, heeft besloten om zijn prijzengeld te schenken aan verschillende organisaties die opkomen voor het Palestijnse recht op vrij verkeer. In de Notices of the American Mathematical Society van september kan je Mumfords interessante opinieartikel lezen waarin hij zijn beslissing toelicht. Volgens Mumford zijn de vele beperkingen die aan Palestijnen worden opgelegd nefast voor de ontwikkeling van het hoger onderwijs binnen de Bezette Gebieden. Het feit dat Palestijnse jongeren zichzelf niet kunnen ontplooien, betekent, aldus Mumford, dat de kans op vreedzame co-existentie van Israëli's en Palestijnen in de toekomst aanzienelijk afneemt.

Mumfords mooie gebaar is een teken dat steeds meer en meer mensen zich serieuze vragen stellen bij de bezettingspolitiek van Israël. Of deze bewustwording ook positieve effecten heeft op politiek vlak is natuurlijk zeer de vraag. Vanuit de internationale gemeenschap lijkt alvast weinig animo te bestaan om Israël serieus op de vingers te tikken.

maandag 15 september 2008

Dialectiek en politiek

Iedereen die ooit een cursus filosofie heeft moeten volgen, weet het wellicht nog: Hegel is de Meester van de dialectiek. Verder wordt dan ook geleerd dat Marx Hegels dialectiek heeft omgevormd van een idealistische bourgeois ideologie tot een materialistisch wetenschappelijk instrument voor het proletariaat. Een of andere vorm van dialectiek wordt door vele marxisten nog altijd beschouwd als de basis van het gehele marxistische bouwerk. Dit betekent ook dat vele marxisten er van overtuigd zijn dat de dialectiek hen ook moet leiden in de politieke actie.

Alhoewel ik bepaalde stromingen binnen het politiek marxisme steeds aantrekkelijk gevonden heb, heb ik het steeds moeilijk gehad met de filosofische, d.w.z. dialectische, grondslagen er van. Maar blijkbaar ben ik niet alleen. Er zijn een aantal (semi-)marxisten die de dialectiek maar niets vinden en trachten bepaalde delen van Marx' gedachtengoed te reconstrueren op niet-dialectische basis. In de jaren 80 en 90 waren het de leden van de Non-Bullshit Marxism groep ( G. A. Cohen, John Roemer, Jon Elster, Adam Przeworski, Erik Olin Wright, Philippe van Parijs) die getracht hebben om een analytische benadering van het marxisme te ontwikkelen. In hoeverre ze daarin geslaagd zijn, is natuurlijk open voor discussie. Het feit dat de meeste leden van deze groep in het begin van deze eeuw overgeschakeld zijn op andere filosofische thema's kan misschien betekenen dat het analytisch marxisme project is doodgebloed. Dit betekent echter niet dat deze filosofen hun kritiek op de huidige maatschappelijke orde hebben opgeborgen. Zo heeft Cohen in de laatste 15 jaar een interessante egalitaire kritiek ontwikkeld op zowel het liberalisme à la Rawls als op het rechts-libertarisme van Nozick. Opvallend hierbij is, dat hij meent dat het marxisme en het rechts-libertarisme een basispremisse gemeen hebben. Het draait hierbij om de these van het 'self-ownership' (die zegt dat elk individu de exclusieve rechten bezit over zijn lichaam, leven en de producten ervan, bijgevolg zij de enige verplichtingen die iemand heeft, verplichtingen die zijn vastgelegd door een vrijwillig aangegaan contract). Voor Nozick is deze these de grondslag van het libertarisme (minimale staat, enkel belastingen om eigendomsrechten te garanderen, geen belastingen voor redistibutie van inkomen). Volgens Cohen is deze these ook de grondslag van de marxistische kritiek op het kapitalisme (de kapitalist ontrekt surplus aan de arbeider, d.w.z. dat de kapitalist zich een deel van vruchten van het werk van de arbeider toekent - deze toeëigening door de kapitalist is onrechtvaardig omdat de kapitalist de arbeider iets ontneemt dat, volgens de self-ownership these, enkel de arbeider toekomt). Dit thema wordt door Cohen uitvoerig toegelicht in Self-Ownership, Freedom, and Equality (een boek dat een mooie staaltje van analytische politieke filosofie laat zien).


Voor diegenen die hun kennis van het dialectisch materialisme willen testen: je kan alvast het Dialectical Materialism Exam afleggen. Opgelet! eenvoudig is dit examen niet zoals duidelijk blijkt uit de volgende vraag: Does the fact that everything in the entire universe is a unity (if not identity) of polar opposites, which are locked in ceaseless 'struggle', and which will inevitably turn into one another, mean that male cats will change into female cats (and vice versa) someday soon? Veel succes!!!

zaterdag 13 september 2008

Na een lange stilte

alhoewel ik me had voorgenomen om gedurende de zomermaanden regelmatig te bloggen, is dat duidelijk niet gebeurd. Ik zal trachten om vanaf nu toch regelmatig een berichtje te plaatsen.

Hier alvast een link naar een review door Simon Blackburn van de Engelse vertaling van een aantal notebooks van Heidegger. Als teaser twee citaten:

"So the present book is a translation, into something fairly remote from English, of later philosophical notebooks that Heidegger wrote, in something not quite German."

"Analytical philosophy is sometimes contrasted unfavorably with “Continental” philosophy, because of its supposed lack of political and moral weight. If this charge was ever just, it has long ceased to be so. Indeed, to critics such as Richard Posner, modern Anglo-American philosophy is at fault for being too moralistic, disrespectfully trespassing on the domain of economists and judges. What I think is true is that analytical philosophy is profoundly mistrustful of sustaining myths, including the primal story. We resist the pipes of Pan, because we care about truth. And intelligibility is a precondition of truth. If you cannot tell whether a string of words says anything, you cannot tell whether it says anything true. This is not a parochial or superficial matter. The choice of truth above fog is one that anybody who deserves calling a philosopher has to make, although it will set them at odds with a politics, from either left or right, that can only survive in a fog."