zondag 25 mei 2008

Filosofie en maatschappij: afsluitend bericht

"In contrast to a long and cherished ambition, the philosophical maieutics gathered here do not aim at presenting a unified, absolute truth about terror(ism). In a time of terror(ism), the ideal of wisdom may be to give up pursuing final absolute truths in favor of understanding the palpable disagreements of belief that seemingly sanction violent solutions" (1)

"Intellectuals are in a position to expose the lies of governments, to analyze actions according to their causes and motives and often hidden intention. In the Western world at least, they have the power that comes from political liberty, from access to information and freedom of expression. For a priviledged minority [intellectuals], Western democracy provides the leisure, the facilities, and the training to seek the truth lying behind the veil of distortion, ideology, and class interest through which the events of current history are presented to us. [...] It is the responsability of intellectuals to speak the truth and to expose lies. This, at least, may seem enough of a truism to pass without comment. Not so, however. For the modern intellectual, it is not at all obvious." (2)

"Ich wäre gern auch weise.
In den alten Büchern steht, was weise ist:
Sich aus dem Streit der Welt halten und die kurze Zeit
Ohne Furcht verbringen
Aber ohne Gewalt auskommen
Böses mit Gutem vergelten
Seine Wünsche nicht erfüllen, sondern vergessen
Gilt für weise.
Alles das kann icht nicht:
Wirklich, ich lebe in finsteren Zeiten!"
Bertolt Brecht
(fragment uit "An die Nachgeborenen")



REFERENTIE:

(1) K. Crimmins en H. De Vriese, "Terrorism as a Philosophical Problem: Introduction to the `Reason of Terror'", in: K. Crimmins en H. De Vriese (eds.), The Reason of Terror. Philosophical Responses to Terrorism., Leuven: Peeters, 2006, p. xi

(2)N. Chomsky, "The Responsability of Intellectuals", in: J. Peck (ed.), The Chomsky Reader, New York: Pantheon Books, p. 60

COMMENTAAR:


 Ik heb deze twee fragmenten uitgekozen ter afsluiting van deze blog omdat ze beide een uitspraak doen over de taak van de intellectueel in het maatschappelijke debat. Deze vraag vormt, mijns inziens, de achtergrond waartegen de cursus "Filosofie en Samenleving" is ingericht. Ik wil dan ook de twee visies die in bovenstaande citaten naar voren komen met elkaar vergelijken.

Voor Chomsky is het de taak van de intellectueel om zich te mengen in het maatschappelijke debat om de onwaarheden en onjuistheden, die worden geproduceerd door de gevestigde macht, bloot te leggen. Merk op dat het hier niet enkel gaat over filosofen, maar over intellectuelen in het algemeen. Chomsky bedoelt niet dat intellectuelen moeten deelnemen aan het debat vanuit hun specifieke discipline of onderzoeksgebied, maar wel als persoon die door zijn gepriviligieerde positie over een aantal mogelijkheden en competenties bezit om deze "subversieve" taak uit te voeren. Eenmaal de intellectueel hierin binnentreedt, verlaat hij het terrein van zijn vakgebied en kan hij niet langer vanuit dat vakgebied een grotere legitimiteit opeisen (hierin verschilt een maatschappelijk debat juist van een zuiver technische debat). Dit betekent bijvoorbeeld dat een discussie over het ethische statuut van een embryo een totaal ander debat is dan het wetenschappelijke debat over de vraag op welke leeftijd een embryo levensvatbaar is. De bioloog die meeodet aan het maatschappelijke debat kan vanuit zijn statuut als expert geen grotere legitimiteit of uitzonderlijke statuut claimen. Uiteraard kunnen de resultaten van het wetenschappelijke debat een invloed hebben op het maatschappelijke debat, maar dit betekent niet dat beide debatten zomaar inwisselbaar zijn. Het is evenmin zo dat de resultaten van het wetenschappelijke debat automatisch van belang zijn voor het maatschappelijke debat. Wat voor de bioloog geldt, geldt mijns inziens ook voor de filosoof: het maatschappelijke debat over terrorisme is verschillend van het zuiver filosofische debat over bijvoorbeeld het verband tussen terrorisme en rationaliteit. Of het zuiver filosofische debat relevantie heeft voor het maatschappelijke debat moet niet alleen beweerd, maar ook aangetoond worden. In ieder geval zijn beide debatten verschillend en dit betekent ook dat de rol van de filosoof in beide debatten verschilt: in het filosofische debat is zij uiteraard de specialist, in het maatschappelijke debat speelt zij dezelfde rol als elke andere deelnemer.

De rol van de filosoof, die de auteurs van het eerste citaat voor ogen hebben, is duidelijk verschillend. Of het in dit citaat gaat over de rol van de filosoof in het zuiver filosofische dan wel het maatschappelijke debat, is niet echt duidelijk. Maar, gezien de auteurs expliciet verwijzen naar "wisdom" (in tegenstelling tot kennis) denk ik dat ze hier verwijzen naar de rol van de filosoof binnen het brede maatschappelijke debat (in tegenstelling tot het nauwere, technischere filosofische debat).

Als deze interpretatie waar is, dan is de rol van de filosoof als deelnemer aan het maatschappelijke debat, radicaal verschillend van wat Chomsky voor ogen heeft. De taak van de filosoof is dan immers niet zozeer het innemen van een positie in het debat, maar wel het voeren van een metadebat waarin men peilt naar de oorsprong van de verschillen in het maatschappelijke debat. De filosoof neemt dan geen positie in in het debat, maar brengt een neutrale wijsheid aan. Als dit de taak is van de filosoof, kan ik enkel met Brecht besluiten dat ik niet tot zulke wijsheid in staat ben.

Geen opmerkingen: